Straten hebben niet voor niets namen,
Poureus als het cement
lek door valse handafdrukken,
dat als bizarre brokken,
in blokken op de straten staat;
Ingespoten met zoetstofjes;
Aangemaakt met
aanmaakblokjes.
Afgemaakt met
een slagersmes.
De driehoeksverhouding van het station
en de brug.
Als een onderonsje in een complottheorie,
dat met de straten over de mensen praat.
De man in het fluorescerend
veiligheidsgewaad
die met zijn oorbeschermers
de krijsen van het wegdek
onder kokend asvalt,
niet meer horen wil.
Men ontsluit er eens een duisternis
aan de mangaten
naar het riool.
Fecaliën drijven
terug de aarsen in.
Terug naar de maag
naar de slokdarm.
Men heeft er wat
aan pepermuntjes.
Verslikt zich in
een sterfelijkheid
die rechtlijnig is als de achterstegen.
Welgenegen tot buigen
als je het hen verzoekt.
De bocht- de existentiëel aangelegde,
mager-contemplatieve poseur,
draait zich om de nek van
voetgangersgruis.
Conform de grondbeginselen
van intense omarming.
Aanhorig aan begeren
maar autonoom in hun ontreddering.