Mijn klassenstrijd heeft luisterend in stilte ,
alleen mijzelf
als beeltenis verguist.
Het golft boven de meester.
Mijn oplossingsvermogen past op het maaiveld
want we drijven
niet vrij
met de eigen winden mee.
Een probleem.
Mijn oplossingsvermogen in een
nagekeken uurglas.
Is ook omgekeerd hetzelfde,
als het zand
in mijn ogen brandend
niet strandt in niemandsland.
Ik zie er
geen problemen mee.
Mijn oplossingsvermogen past
bij de vloed,
op hetzelfde strand als dat van
mijn geronnen bloed.
Af en toe dan lach je met de wolven mee,
richting naar waar de tongen lengen;
Uit de muilen van dezelfde roedel.
Naar de manen van de wederkomst.
Naar de komst van
al je geluiden.
Je hoorde aan ‘t gehuil
dat je er al eerder bent geweest.
Of dat het maar voorzichtig
met zwart in mij,
als donkere vreemdeling,
zachtjes nog
aanwezig raakt.
Renk J. van Oyen 26 januari 2021
Dit gedicht schreef ik naar aanleiding van dit sterke beeld van Dylan van de Wal van Piepillustrations.